Geschiedenis Anne Frank

 

Op 12 juni 1929 werd Anne Frank geboren in de Duitse stad Frankfurt. Anne heeft een ouder zusje, Margot. Margot is in 1926 geboren. Haar moeder heet Edith en haar vader Otto. 
Toen Anne geboren werd, waren haar ouders vier jaar getrouwd. 
De familie Frank is liberaaljoods. Dat betekent, dat ze geloven in de joodse godsdienst, maar dat ze niet streng gelovig zijn. 
In 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht.
Hitler nam grote maatregelen tegen Joden.
Otto en Edith Frank hadden besloten om naar Nederland te verhuizen. 
Otto Frank heeft het aanbod gekregen om in Amsterdam een nieuw bedrijf te beginnen. 
Pas in de herfst van 1933 vindt Otto Frank een geschikt huisje in Amsterdam, waar ze moeten wonen, totdat ze moeten onderduiken. Edith en Margot gaan in december naar Amsterdam. Anne blijft nog een poosje bij haar oma logeren, tot het huis helemaal is ingericht. In februari gaat Anne naar haar nieuwe huis. Ze is nu vijf jaar oud. 
Het wonen in Amsterdam bevalt de familie Frank goed. In hun buurt wonen veel Joden die uit Duitsland zijn gevlucht. 
In 1933 is Otto Frank begonnen met zijn nieuwe bedrijf. Het bedrijf heet Opekta Werke en verkoopt pectine. Pectine is een vruchten poeder dat je nodig hebt als je zelf jam wilt maken. Veel mensen doen dat omdat het veel goedkoper en lekkerder is. Pectine wordt verkocht in flesjes, doosjes en papieren zakjes. 
De huisvrouwen die vragen hebben kunnen de Opekta-inlichtingendienst bellen. Dan krijgen ze Miep Santrouschitz aan de telefoon. Miep werkt bij Otto op kantoor. Al snel ontstaat er een vriendschap tussen de familie Frank en Miep. Miep en Otto praten vaak over wat er allemaal in Duitsland gebeurt, ook Miep is fel tegen Hitler en de Nazi’s. 
Vanaf de zomer van 1937 krijgt ze assistente van Beb Voskuijl. 
Sinds 1934 gaat Anne naar school. Ze is nu zeven jaar. Eerst zat ze twee jaar in de kleuterklas, op de Montessorischool. Ook Margot gaat naar deze school. 
Oma Hollander uit Aken komt in 1937 bij de familie Frank wonen. In Duitsland is de situatie voor de joden bijna ondraaglijk geworden. De haat en het geweld tegen de joden zijn groot. Het is een wonder dat oma in Nederland wordt toegelaten. Veel joodse vluchtelingen worden aan de grens teruggestuurd. 
Oma is ziek en zwak en ligt vaak op bed. 
Terwijl de familie Frank in Nederland een tamelijk onbezorgd leven leidt, gaan Hitler en zijn aanhangers door met de uitvoering van hun plannen. Vanaf 1933 bereidt Hitler een oorlog voor. De Nazi’s bezetten in 1938 Oostenrijk en delen van Tsjecho-Slowakije. Als de Duitsers in 1939 Polen binnenvallen, verklaren Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog. De Duitse legers gaan verder. Op 10 Mei 1940 vallen ze Nederland binnen. De koninklijke familie en de Nederlandse regering vluchten naar Engeland. 4 dagen later, op 14 mei bombarderen de Duitsers de stad Rotterdam. Er vallen veel doden. Als de Nazi’s dreigen ook andere steden te bombarderen, geeft Nederland zich over. In het eerste oorlogsjaar merkt men nog niet zoveel van de bezetting in hun land. De Duitsers willen weten wie er Joods is. Daarom moet elke Nederlander zich eind 1940 laten weten of men Joods is. Wie dit niet doet krijgt een zware straf.
In november 1940 worden alle Joodse ambtenaren ontslagen. Het jaar erop krijgen alle Nederlanders een persoonbewijs. Dat is een soort paspoort. Bij joden komt er een stempel in met een J. Daarna komen er net zoals in Duitsland wetten, die veel dingen voor joden verbieden. Veel niet-Joodse mensen gaan niet meer met joden om, ze vinden het te gevaarlijk, en dat is precies wat de Duitsers willen. Ze willen de joden steeds meer afzonderen van de rest van de bevolking. Zodat de joden helemaal alleen komen te staan. Uiteindelijk komt het er op neer dat de joden helemaal niets meer mogen. 
Op 1 december verhuist het bedrijf van Otto Frank naar een ander pand. Nederland is nu een half jaar bezet. Otto weet hoe het in Duitsland is gegaan. Daar mochten de joden al snel geen bedrijf meer hebben. Zo zal het in Nederland ook wel gaan. Daarom geeft hij zijn bedrijf over aan Victor Kugler en Johannes Kleiman. Het bedrijf krijgt in 1941 ook een nieuwe naam: Handelsvereniging Kies & Co. 
Het is nu 1941. Het is het laatste jaar dat Anne op de basisschool zit. Na de zomervakantie 1941 krijgen Joodse kinderen te horen dat ze niet meer naar de school van hun keuze mogen. Joden moeten voortaan naar een joodse school, waar ze les krijgen van Joodse leerkrachten. Anne en Margot gaan na de zomervakantie naar het Joods Lyceum. 
Maar daar blijft het niet bij, Anne schrijft later: "Er kwamen steeds meer regels voor de joden en onze vrijheid werd zeer beknokt." 
Joden moeten een jodenster dragen. Ook moeten joden hun fietsen afgeven, ze mogen niet in de tram, Joden mogen niet in een auto (ook geen particulieren). Joden mogen alleen van drie uur tot vijf uur in de middag boodschappen doen, ze mogen alleen maar naar een joodse kapper en Joden mogen van acht uur 's avonds en zes uur 's ochtends niet op straat komen. 
"Zo ging ons leventje door en we mochten dit niet en dat niet. Jacgue (een vriend van Anne) zei altijd: 'Ik durf niks meer te doen, want ik ben bang dat het niet mag.'"
Anne schrijft op 5 juli in haar dagboek: 
"Margot kwam naar mij toe rennen, en fluisterde dat er een oproep voor vader was van de SS" De SS is de afkorting voor Schutsstaffel. Dat betekent beschermingseenheid in het Duits. De SS was een nationaal–socialistische militaire organisatie, die erg veel macht had. De SS werd zeer gevreesd vanwege haar wreedheid. De militaire petten waren versierd met een doodskop. 
"Een oproep, iedereen wist wat dat betekende, ik zag de concentratiekampen en eenzame cellen al in mijn geest opdoemen en daar naartoe zouden wij vader moeten laten vertrekken? Hij gaat natuurlijk niet, " verklaarde Margot mij toen wij in de kamer zaten te wachten tot moeder kwam. Moeder is naar Van Daan, om te vragen of we morgen naar onze schuilplaats kunnen vertrekken. Van Daan gaat met ons mee schuilen. We zijn daar met zijn zevenen." 
Even later zitten Anne en Margot nog steeds angstig en geschrokken in hun slaapkamer. Dan, opeens vertelt Margot aan Anne dat de oproep niet voor vader maar voor haar zelf bestemd is! 
Anne schreef in haar dagboek: "Ik schrok opnieuw en begon toen te huilen. Margot is 16, zulke meisjes willen ze dus alleen weg laten gaan." (8 juli 1942). 
Maar gelukkig zal ze niet weg gaan, want de familie Frank gaat onderduiken. Maar wanneer, hoe en waar? 
Ze schreef: 
"Ik dacht aan het schuilen en stopte daardoor de gekste dingen in mijn tas, ik heb er geen spijt van, want ik geef meer om herinneringen dan om jurken." (8 juli 1942). 
Op maandag 29 juni staat er in alle Nederlandse kranten dat de Duitse bezetter besloten heeft om de joden over te brengen naar werkkampen in Duitsland. De joden in Nederland zijn in paniek: Wat gaat er met hen gebeuren? Wat kunnen ze doen? De Duitse bezetter heeft immers de namen en adressen van alle joden precies geregistreerd. Veel joden denken erover om onder te duiken, maar dat is erg moeilijk. 
Op zondag 5 juli krijgen de eerste duizend joden een kaart in de bus. 
Margot Frank behoord tot die eerste groep. Op de kaart staat dat ze zich moeten melden op een bepaald adres. Daar krijgen ze een formulier waarop staat wanneer hun trein vertrekt en wat ze mee moeten nemen. De joden weten alleen dat ze naar het kamp Westerbork worden gestuurd. Niemand weet wat er daarna met hen zal gebeuren. 
De Duitsers roepen in 1942 en 1943 alle joden in Nederland op voor een deportatie. Maar veel joden komen niet opdagen. Dan besluit de Duitse politie tot een harde aanpak. De politie komt vaak zonder aankondiging aan de deur en neemt de Joden gelijk mee. Ze houden ook Razzia’s: Dan sluiten ze een hele wijk af en pakken alle joden op. Joden worden uit hun huizen gesleurd, op vrachtwagens geladen en per trein naar Westerbork gebracht. 
Eind september 1943 zijn bijna alle joden in Nederland opgepakt. Dan gaan de bezetters extra moeite doen om joodse onderduikers op te sporen. Veel joden worden alsnog ontdekt en weggevoerd. 
Er zijn groepjes ‘joden jagers’ actief. Voor elk jood - vrouw, man of kind - krijgen deze mensen een beloning. 
Als iemand vijf joden heeft verraden krijgt hij/zij ƒ 37.50. Dit is net zo veel als een gemiddeld weekloon. 
Op 6 juli 1942, ’s morgens in alle vroegte, verlaat de familie Frank het huis aan het Merwedeplein. Acht jaar lang hebben ze daar gewoond. De meeste spullen moeten ze achterlaten.
De familie Frank loopt van het Merwedeplein naar het achterhuis aan de prinsengracht. 
Het is joden niet toegestaan om gebruik te maken van de tram, bus of auto. Ook fietsen is voor joden verboden. Margot, die met Miep al eerder vertrokken was op de fiets, heeft dus een risico genomen. Anne en haar ouders liepen ongeveer vier kilometer naar de prinsengracht. Anne schrijft: "De arbeiders die vroeg naar hun werk gingen, keken ons medelijdend na: op hun gezichten was duidelijk de spijt te lezen dat ze ons generlei voertuig aan konden bieden; de opzichtige gele ster sprak voor zichzelf."
Margot is al weg samen met Miep; om half acht vertrekt Anne met haar ouders. Anne heeft een heleboel kleren over elkaar aan, want niemand zou het overwegen om met koffers over straat te lopen. 
Anne vraagt zich steeds maar af waar ze gaan onderduiken. 
Pas als ze op straat zijn, vertellen haar vader en moeder het onderduikadres. Al eerder was besloten om op 16 juli te gaan onderduiken. Maar door de oproep voor Margot is het hele onderduik plan 10 dagen vervroegd.
Anne’s vader vertelt dat de schuilplaats in zijn kantoor is. Alleen Victor Kugler, Johannes Kleinman, Miep Gies en Beb Voskuijl zijn op de hoogte van de komst van de onderduikers. 
Op de Prinsengracht aangekomen neemt Miep de familie Frank gauw mee naar boven, het achterhuis in. Miep sluit de deur achter hen dicht en dan zijn ze alleen. Margot staat al op hen te wachten. 
Overal staan dozen en er liggen stapels beddengoed. Het is zo’n rommel dat het niet te beschrijven is. Ze gaan meteen aan de slag. Dinsdag morgen gaan ze weer verder waar ze de vorige dag zijn opgehouden. Tijd om na te denken over de verandering in haar leven heeft Anne niet. Pas de volgende woensdag heeft ze de tijd om uitgebreid in haar dagboek te schrijven. 
In de loop van de dagen die volgen, leert Anne elk plekje van de schuilplaats kennen. De onderduikers zijn heel bang dat ze worden ontdekt. Mensen in het magazijn mogen ze niet horen. Ook moeten ze oppassen dat de buren hen niet zien of horen. 
Het enige contact met de buiten wereld verloopt via de helpers van de onderduikers. Zij kopen voedsel, brengen boeken en kranten mee en vertellen wat er allemaal in Amsterdam gebeurt. De wereld is voor Anne heel klein geworden. Anne is blij als op 13 juli 1942 de familie Pels er bij komt. Ze geeft hen in haar dagboek een andere naam. 
De familie Van Daan bestaat uit 3 personen: Meneer en mevrouw van Daan en hun zoon Peter, die 15 jaar oud is. Peter heeft zijn kat “Mouschi” meegenomen. Anna is blij dat ze er zijn. Het is gezellig en ook minder stil, want van de stilte wordt zij een beetje zenuwachtig. 
De dagen gaan langzaam voorbij. Dagen worden weken, en weken worden maanden. Overdag, als het personeel werkt, mogen de onderduikers alleen maar fluisteren en lopen zij heel zacht op hun sokken. Niemand in het achterhuis mag de kraan of het toilet gebruiken tussen negen ’s ochtends en negen uur ’s avonds. 
Op de meeste doordeweekse dagen, studeert Anne in de grote stapels schoolboeken die ze meegenomen heeft. Ook Margot en Peter besteden dagelijks vele uren aan de schoolvakken. 
Geen van de kinderen wil op school achterkomen. Anne leest veel boeken die Miep voor haar meebrengt. 
Veel joden in Nederland worden in deze maanden opgepakt en weggevoerd naar de concentratiekampen. De families Frank en Van Daan ontkomen hieraan door zich te verstoppen in het Achterhuis. De hele dag zijn deze families bang dat zij ontdekt worden. Het is dan ook geen wonder dat de onderduikers regelmatig kibbelen en ruziemaken. Ook Anne heeft het moeilijk met haar nieuwe leven. Alles is zij kwijt: haar vriendinnen en vrienden, haar school, haar vrijheid….Anne is soms opstandig en verdrietig. ‘s Nachts huilt zij vaak. 
Anne bemoeit zich met alles en iedereen en heeft altijd een antwoord klaar. Maar meneer en mevrouw van Daan vinden haar een brutaal en slecht opgevoed kind. Met haar moeder ligt ze regelmatig overhoop. Margot doet vaak kribbig tegen haar, ook aan Peter heeft ze weinig steun 
Op een avond wordt er opeens heel hard gebeld. Iedereen schrikt ontzettend. Is dat de Duitse politie? Is dit het einde? Iedereen houdt zijn adem in, maar het blijft stil. Drie weken later schrikken de onderduikers opnieuw. 
Tegenover de boekenkast horen ze plotseling hamerslagen. Iedereen houdt direct zijn mond. 
Na een kwartier wordt er opeens op de kastdeur geklopt. 
De onderduikers trekken wit weg. Er wordt aan de kast getrokken, geklopt en geduwd. 
Dan horen ze wat er aan de hand is. Er is een timmerman in huis is die de brandblusapparaten controleert. 
Op dinsdag tien november 1942 hoort Anne dat er een nieuwe onderduiker bijkomt. 
Zijn naam is Fritz Pfeffer. Anne geeft hem in haar dagboek een andere naam: Albert Dussel. 
Ze vind hem erg aardig. Hij vertelt over wat er allemaal met de joden gebeurt en vertelt dat alle joden naar concentratiekampen worden gestuurd, waar ze uiteindelijk in gaskamers worden vermoord.
Op een warme zomerdag worden de onderduikers opgeschrikt door vreemde, schreeuwende mannenstemmen van beneden. Ze zijn het kantoor binnengedrongen. Een van hen is in het uniform van de Duitse politie, de anderen zijn in burger. Waarschijnlijk zijn het de Nederlandse Nazi’s. Zij weten blijkbaar alles en gaan direct naar boven, naar de boekenkast en zo naar binnen. 
Ze zijn ontdekt! Ze moeten geld en sierraden afgeven. Ze mogen nog wat kleren inpakken, waarna zij in een vrachtwagen naar een gebouw van de Duitse politie worden gebracht. Ook Victor Kugler en Johannes Kleiman worden gearresteerd. Zij zullen beiden de oorlog overleven. 
Miep en Bep zijn niet meegenomen. In het achterhuis vinden ze op de grond de dagboekpapieren van Anne; die nemen ze mee naar beneden, samen met andere papieren en boeken. De dagboekpapieren bergt zij op in een bureaula. Ongeveer een week later wordt het hele achterhuis in opdracht van de Duitsers leeggehaald. Het is altijd een raadsel gebleven wie de onderduikers aan de Duitsers verraden heeft. 
De onderduikers worden op 8 augustus overgebracht naar het kamp Westerbork, waar zij de hele maand in de zogenaamde “strafbarak” moeten blijven. 
Op 3 september 1944 gaan de onderduikers samen met ruim duizend anderen met het laatste treintransport naar het concentratiekamp Auschwitz in Polen. Op 6 september komen ze in Auschwitz aan. Daar wordt ruim de helft van alle mensen nog dezelfde dag vermoord. Onder hen zijn bijna alle kinderen beneden de vijftien jaar. Anne ontkomt hieraan, ze is net vijftien geworden. Zij wordt overgeplaatst naar een vrouwenkamp in Birkenau. 
Eind oktober 1944 moeten Anne en Margot hun moeder achterlaten en worden overgebracht naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. 
Ook daar zijn de omstandigheden onvoorstelbaar. Het is ijzig koud, er is bijna geen eten, het kamp is overvol en er heersen besmettelijke ziekten. 
In maart 1945 sterft Margot. Enkele dagen later overlijdt ook Anne. Een paar weken later wordt het kamp door de Engelsen bevrijd. De enige van de families die het overleefd heeft is Otto Frank. 

Op 12 juni 1929 werd Anne Frank geboren in de Duitse stad Frankfurt. Anne heeft een ouder zusje, Margot. Margot is in 1926 geboren. Haar moeder heet Edith en haar vader Otto. Toen Anne geboren werd, waren haar ouders vier jaar getrouwd. De familie Frank is liberaaljoods. Dat betekent, dat ze geloven in de joodse godsdienst, maar dat ze niet streng gelovig zijn. 


In 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht.Hitler nam grote maatregelen tegen Joden.Otto en Edith Frank hadden besloten om naar Nederland te verhuizen. Otto Frank heeft het aanbod gekregen om in Amsterdam een nieuw bedrijf te beginnen. Pas in de herfst van 1933 vindt Otto Frank een geschikt huisje in Amsterdam, waar ze moeten wonen, totdat ze moeten onderduiken. Edith en Margot gaan in december naar Amsterdam. Anne blijft nog een poosje bij haar oma logeren, tot het huis helemaal is ingericht. In februari gaat Anne naar haar nieuwe huis. Ze is nu vijf jaar oud. Het wonen in Amsterdam bevalt de familie Frank goed. In hun buurt wonen veel Joden die uit Duitsland zijn gevlucht. 

 

In 1933 is Otto Frank begonnen met zijn nieuwe bedrijf. Het bedrijf heet Opekta. Miep werkt bij Otto op kantoor. Al snel ontstaat er een vriendschap tussen de familie Frank en Miep. Miep en Otto praten vaak over wat er allemaal in Duitsland gebeurt, ook Miep is fel tegen Hitler en de Nazi’s. Vanaf de zomer van 1937 krijgt ze assistente van Beb Voskuijl. Sinds 1934 gaat Anne naar school. Ze is nu zeven jaar. Eerst zat ze twee jaar in de kleuterklas, op de Montessorischool. Ook Margot gaat naar deze school. 

 

Terwijl de familie Frank in Nederland een tamelijk onbezorgd leven leidt, gaan Hitler en zijn aanhangers door met de uitvoering van hun plannen. Vanaf 1933 bereidt Hitler een oorlog voor. De Nazi’s bezetten in 1938 Oostenrijk en delen van Tsjecho-Slowakije. Als de Duitsers in 1939 Polen binnenvallen, verklaren Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog. De Duitse legers gaan verder. Op 10 Mei 1940 vallen ze Nederland binnen. De koninklijke familie en de Nederlandse regering vluchten naar Engeland. 4 dagen later, op 14 mei bombarderen de Duitsers de stad Rotterdam. Er vallen veel doden. Als de Nazi’s dreigen ook andere steden te bombarderen, geeft Nederland zich over.

 

In het eerste oorlogsjaar merkt men nog niet zoveel van de bezetting in hun land. De Duitsers willen weten wie er Joods is. Daarom moet elke Nederlander zich eind 1940 laten weten of men Joods is. Wie dit niet doet krijgt een zware straf.In november 1940 worden alle Joodse ambtenaren ontslagen. Het jaar erop krijgen alle Nederlanders een persoonbewijs. Dat is een soort paspoort. Bij joden komt er een stempel in met een J. Daarna komen er net zoals in Duitsland wetten, die veel dingen voor joden verbieden. Veel niet-Joodse mensen gaan niet meer met joden om, ze vinden het te gevaarlijk, en dat is precies wat de Duitsers willen. Ze willen de joden steeds meer afzonderen van de rest van de bevolking. Zodat de joden helemaal alleen komen te staan. Uiteindelijk komt het er op neer dat de joden helemaal niets meer mogen.

 

Op 1 december verhuist het bedrijf van Otto Frank naar een ander pand. Nederland is nu een half jaar bezet.

 

Het is nu 1941. Het is het laatste jaar dat Anne op de basisschool zit. Na de zomervakantie krijgen Joodse kinderen te horen dat ze niet meer naar de school van hun keuze mogen. Joden moeten voortaan naar een joodse school, waar ze les krijgen van Joodse leerkrachten. Anne en Margot gaan na de zomervakantie naar het Joods Lyceum. Maar daar blijft het niet bij, Anne schrijft later: "Er kwamen steeds meer regels voor de joden en onze vrijheid werd zeer beknokt." Joden moeten een jodenster dragen. Ook moeten joden hun fietsen afgeven, ze mogen niet in de tram, Joden mogen niet in een auto (ook geen particulieren). Joden mogen alleen van drie uur tot vijf uur in de middag boodschappen doen, ze mogen alleen maar naar een joodse kapper en Joden mogen van acht uur 's avonds en zes uur 's ochtends niet op straat komen. "Zo ging ons leventje door en we mochten dit niet en dat niet.

 

Anne schrijft op 5 juli in haar dagboek: "Margot kwam naar mij toe rennen, en fluisterde dat er een oproep voor vader was van de SS" De SS is de afkorting voor Schutsstaffel. Dat betekent beschermingseenheid in het Duits. De SS was een nationaal–socialistische militaire organisatie, die erg veel macht had. De SS werd zeer gevreesd vanwege haar wreedheid. De militaire petten waren versierd met een doodskop. "Een oproep, iedereen wist wat dat betekende, ik zag de concentratiekampen en eenzame cellen al in mijn geest opdoemen en daar naartoe zouden wij vader moeten laten vertrekken? Hij gaat natuurlijk niet, " verklaarde Margot mij toen wij in de kamer zaten te wachten tot moeder kwam. Moeder is naar Van Daan, om te vragen of we morgen naar onze schuilplaats kunnen vertrekken. Van Daan gaat met ons mee schuilen. We zijn daar met zijn zevenen." Even later zitten Anne en Margot nog steeds angstig en geschrokken in hun slaapkamer. Dan, opeens vertelt Margot aan Anne dat de oproep niet voor vader maar voor haar zelf bestemd is! Anne schreef in haar dagboek: "Ik schrok opnieuw en begon toen te huilen. Margot is 16, zulke meisjes willen ze dus alleen weg laten gaan." (8 juli 1942). Maar gelukkig zal ze niet weg gaan, want de familie Frank gaat onderduiken. Maar wanneer, hoe en waar? Ze schreef: "Ik dacht aan het schuilen en stopte daardoor de gekste dingen in mijn tas, ik heb er geen spijt van, want ik geef meer om herinneringen dan om jurken." (8 juli 1942).

 

Op maandag 29 juni staat er in alle Nederlandse kranten dat de Duitse bezetter besloten heeft om de joden over te brengen naar werkkampen in Duitsland. De joden in Nederland zijn in paniek: Wat gaat er met hen gebeuren? Wat kunnen ze doen? De Duitse bezetter heeft immers de namen en adressen van alle joden precies geregistreerd. Veel joden denken erover om onder te duiken, maar dat is erg moeilijk. Op zondag 5 juli krijgen de eerste duizend joden een kaart in de bus. Margot Frank behoord tot die eerste groep. Op de kaart staat dat ze zich moeten melden op een bepaald adres. Daar krijgen ze een formulier waarop staat wanneer hun trein vertrekt en wat ze mee moeten nemen. De joden weten alleen dat ze naar het kamp Westerbork worden gestuurd. Niemand weet wat er daarna met hen zal gebeuren. 
De Duitsers roepen in 1942 en 1943 alle joden in Nederland op voor een deportatie. Maar veel joden komen niet opdagen. Dan besluit de Duitse politie tot een harde aanpak. De politie komt vaak zonder aankondiging aan de deur en neemt de Joden gelijk mee. Ze houden ook Razzia’s: Dan sluiten ze een hele wijk af en pakken alle joden op. Joden worden uit hun huizen gesleurd, op vrachtwagens geladen en per trein naar Westerbork gebracht. 


Eind september 1943 zijn bijna alle joden in Nederland opgepakt. Dan gaan de bezetters extra moeite doen om joodse onderduikers op te sporen. Veel joden worden alsnog ontdekt en weggevoerd. Er zijn groepjes ‘joden jagers’ actief. Voor elk jood - vrouw, man of kind - krijgen deze mensen een beloning. Als iemand vijf joden heeft verraden krijgt hij/zij ƒ 37.50. Dit is net zo veel als een gemiddeld weekloon. 
Op 6 juli 1942, ’s morgens in alle vroegte, verlaat de familie Frank het huis aan het Merwedeplein. Acht jaar lang hebben ze daar gewoond. De meeste spullen moeten ze achterlaten.


De familie Frank loopt van het Merwedeplein naar het achterhuis aan de prinsengracht. Het is joden niet toegestaan om gebruik te maken van de tram, bus of auto. Ook fietsen is voor joden verboden. Margot, die met Miep al eerder vertrokken was op de fiets, heeft dus een risico genomen. Anne en haar ouders liepen ongeveer vier kilometer naar de prinsengracht. Anne schrijft: "De arbeiders die vroeg naar hun werk gingen, keken ons medelijdend na: op hun gezichten was duidelijk de spijt te lezen dat ze ons generlei voertuig aan konden bieden; de opzichtige gele ster sprak voor zichzelf."Margot is al weg samen met Miep; om half acht vertrekt Anne met haar ouders. Anne heeft een heleboel kleren over elkaar aan, want niemand zou het overwegen om met koffers over straat te lopen. Anne vraagt zich steeds maar af waar ze gaan onderduiken. Pas als ze op straat zijn, vertellen haar vader en moeder het onderduikadres. Al eerder was besloten om op 16 juli te gaan onderduiken. Maar door de oproep voor Margot is het hele onderduik plan 10 dagen vervroegd.Anne’s vader vertelt dat de schuilplaats in zijn kantoor is. Alleen Victor Kugler, Johannes Kleinman, Miep Gies en Beb Voskuijl zijn op de hoogte van de komst van de onderduikers. Op de Prinsengracht aangekomen neemt Miep de familie Frank gauw mee naar boven, het achterhuis in. Miep sluit de deur achter hen dicht en dan zijn ze alleen. Margot staat al op hen te wachten. Overal staan dozen en er liggen stapels beddengoed. Het is zo’n rommel dat het niet te beschrijven is. Ze gaan meteen aan de slag. Dinsdag morgen gaan ze weer verder waar ze de vorige dag zijn opgehouden. Tijd om na te denken over de verandering in haar leven heeft Anne niet. Pas de volgende woensdag heeft ze de tijd om uitgebreid in haar dagboek te schrijven. 
In de loop van de dagen die volgen, leert Anne elk plekje van de schuilplaats kennen. De onderduikers zijn heel bang dat ze worden ontdekt. Mensen in het magazijn mogen ze niet horen. Ook moeten ze oppassen dat de buren hen niet zien of horen. 

Het enige contact met de buiten wereld verloopt via de helpers van de onderduikers. Zij kopen voedsel, brengen boeken en kranten mee en vertellen wat er allemaal in Amsterdam gebeurt. De wereld is voor Anne heel klein geworden. Anne is blij als op 13 juli 1942 de familie Pels er bij komt. Ze geeft hen in haar dagboek een andere naam. 
De familie Van Daan bestaat uit 3 personen: Meneer en mevrouw van Daan en hun zoon Peter, die 15 jaar oud is. Peter heeft zijn kat “Mouschi” meegenomen. Anna is blij dat ze er zijn. Het is gezellig en ook minder stil, want van de stilte wordt zij een beetje zenuwachtig. De dagen gaan langzaam voorbij. Dagen worden weken, en weken worden maanden. Overdag, als het personeel werkt, mogen de onderduikers alleen maar fluisteren en lopen zij heel zacht op hun sokken. Niemand in het achterhuis mag de kraan of het toilet gebruiken tussen negen ’s ochtends en negen uur ’s avonds. 
Op de meeste doordeweekse dagen, studeert Anne in de grote stapels schoolboeken die ze meegenomen heeft. Ook Margot en Peter besteden dagelijks vele uren aan de schoolvakken. Geen van de kinderen wil op school achterkomen. Anne leest veel boeken die Miep voor haar meebrengt. 
Veel joden in Nederland worden in deze maanden opgepakt en weggevoerd naar de concentratiekampen. De families Frank en Van Daan ontkomen hieraan door zich te verstoppen in het Achterhuis. De hele dag zijn deze families bang dat zij ontdekt worden. Het is dan ook geen wonder dat de onderduikers regelmatig kibbelen en ruziemaken. Ook Anne heeft het moeilijk met haar nieuwe leven. Alles is zij kwijt: haar vriendinnen en vrienden, haar school, haar vrijheid….Anne is soms opstandig en verdrietig. ‘s Nachts huilt zij vaak. Anne bemoeit zich met alles en iedereen en heeft altijd een antwoord klaar. Maar meneer en mevrouw van Daan vinden haar een brutaal en slecht opgevoed kind. Met haar moeder ligt ze regelmatig overhoop. Margot doet vaak kribbig tegen haar, ook aan Peter heeft ze weinig steun Op een avond wordt er opeens heel hard gebeld. Iedereen schrikt ontzettend. Is dat de Duitse politie? Is dit het einde? Iedereen houdt zijn adem in, maar het blijft stil. Drie weken later schrikken de onderduikers opnieuw. Tegenover de boekenkast horen ze plotseling hamerslagen. Iedereen houdt direct zijn mond. Na een kwartier wordt er opeens op de kastdeur geklopt. De onderduikers trekken wit weg. Er wordt aan de kast getrokken, geklopt en geduwd. Dan horen ze wat er aan de hand is. Er is een timmerman in huis is die de brandblusapparaten controleert. 
Op dinsdag tien november 1942 hoort Anne dat er een nieuwe onderduiker bijkomt. Zijn naam is Fritz Pfeffer. Anne geeft hem in haar dagboek een andere naam: Albert Dussel. Ze vind hem erg aardig. Hij vertelt over wat er allemaal met de joden gebeurt en vertelt dat alle joden naar concentratiekampen worden gestuurd, waar ze uiteindelijk in gaskamers worden vermoord.
Op een warme zomerdag worden de onderduikers opgeschrikt door vreemde, schreeuwende mannenstemmen van beneden. Ze zijn het kantoor binnengedrongen. Een van hen is in het uniform van de Duitse politie, de anderen zijn in burger. Waarschijnlijk zijn het de Nederlandse Nazi’s. Zij weten blijkbaar alles en gaan direct naar boven, naar de boekenkast en zo naar binnen. Ze zijn ontdekt! Ze moeten geld en sierraden afgeven. Ze mogen nog wat kleren inpakken, waarna zij in een vrachtwagen naar een gebouw van de Duitse politie worden gebracht. Ook Victor Kugler en Johannes Kleiman worden gearresteerd. Zij zullen beiden de oorlog overleven. 
Miep en Bep zijn niet meegenomen. In het achterhuis vinden ze op de grond de dagboekpapieren van Anne; die nemen ze mee naar beneden, samen met andere papieren en boeken. De dagboekpapieren bergt zij op in een bureaula. Ongeveer een week later wordt het hele achterhuis in opdracht van de Duitsers leeggehaald. Het is altijd een raadsel gebleven wie de onderduikers aan de Duitsers verraden heeft. 
De onderduikers worden op 8 augustus overgebracht naar het kamp Westerbork, waar zij de hele maand in de zogenaamde “strafbarak” moeten blijven. 
Op 3 september 1944 gaan de onderduikers samen met ruim duizend anderen met het laatste treintransport naar het concentratiekamp Auschwitz in Polen. Op 6 september komen ze in Auschwitz aan. Daar wordt ruim de helft van alle mensen nog dezelfde dag vermoord. Onder hen zijn bijna alle kinderen beneden de vijftien jaar. Anne ontkomt hieraan, ze is net vijftien geworden. Zij wordt overgeplaatst naar een vrouwenkamp in Birkenau. 
Eind oktober 1944 moeten Anne en Margot hun moeder achterlaten en worden overgebracht naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Ook daar zijn de omstandigheden onvoorstelbaar. Het is ijzig koud, er is bijna geen eten, het kamp is overvol en er heersen besmettelijke ziekten. In maart 1945 sterft Margot. Enkele dagen later overlijdt ook Anne. Een paar weken later wordt het kamp door de Engelsen bevrijd. De enige van de families die het overleefd heeft is Otto Frank. 

 

 

Gemaakt door: Esmee de Leeuw